Indira met haar als een suikerspin waar vonken doorheen knetteren

Wallie en Niko – Zingende rozen en krakende bliksems

Wallie en Niko – Zingende rozen en krakende bliksems

In een klein dorp, verscholen tussen groene heuvels, groeiden twee broertjes op: Wallie en Niko. Ze woonden samen met hun ouders in een huisje aan de rand van het dorp. Wallie was een vrolijke, ronde baby met lichtbruine ogen, sproeten rond zijn neus en een brede lach. Niko was een jaar jonger, veel stiller dan zijn broer, had een dun lijf en zijn ogen waren lichtblauw waar een beetje grijs doorheen schemerde.

De twee jongens zouden later heel beroemde, en heel verschillende, uitvinders worden. Als kind waren ze daar natuurlijk niet mee bezig. Ze speelden zoals alle kinderen die daar de kans voor krijgen. Alleen aan kleine dingen merkten hun ouders dat Wallie en Niko slimme en handige jongetjes waren. In de speeltuin hadden ze bijvoorbeeld de grootste pret toen ze ontdekten dat ze samen hun zware vader op konden tillen op de wipwap. En thuis hadden ze een keer de alle boeken uit de kast gehaald om een hut mee te bouwen, maar toen ze zagen dat de bladzijden vol stonden met letters en woorden renden ze naar hun ouders omdat ze wilden weten wat dat betekende.

Vanaf die dag werden de jongens voorgelezen, en leerden ze ook de letters van het alfabet van hun vader en moeder. Toen Wallie en Niko oud genoeg waren om naar school te gaan, leerden ze daar niet zo veel. Ze hadden zichzelf al leren lezen toen ze ontdekten dat letters woorden konden vormen, en dat een sliert woorden een zin werd.

Tellen en rekenen hadden ze geleerd dankzij de nummers op de bladzijden. Eerst telden ze alle boeken die in de kast stonden, en daarna schreven ze van elk boek het aantal bladzijden op, keurig onder elkaar in een rijtje. Zo kwamen ze uit op dertienhonderd achtentwintig boeken die samen tweehonderdduizend achthonderdzestig bladzijden hadden. En nog waren de broers niet klaar, want toen rekenden ze uit dat een boek gemiddeld 151 ¼ bladzijden had.

‘Dat kan niet.’ zei Niko. ‘Geen enkel boek heeft ¼ bladzijde.’

Wallie keek zijn broertje aan. ‘Dat moeten we aan de meester vragen!’ vond hij. Maar de volgende dag schudde de meester vermoeid met zijn hoofd toen de jongens voor hem stonden met hun rekensom. Hij stuurde ze weg en ging verder met het opdreunen van de tafel van drie voor de klas.

Na schooltijd waren de jongens altijd te vinden in de grote werkplaats achter hun huis. De vader van Wallie en Niko repareerde auto’s, koelkasten en televisies voor de mensen in het dorp, en de werkplaats stond vol met een werkbank, gereedschap en een heleboel apparaten.

In de werkplaats maakte Wallie van oude onderdelen elektrische bloemetjes, die licht gaven in het donker. Niko bouwde een kanon van afvoerbuizen, waarmee hij aardappels zo ver weg kon schieten dat hij ze niet meer terug kon vinden. Dat ging goed tot op een dag een meneer van de postduivenvereniging voor de deur stond. Hij had een bewusteloze duif bij zich en een aardappel, die samen met het beest uit de lucht was gevallen. Wallie vond het zielig voor de duif, maar Niko zei dat hij van niks wist en dat hij bovendien niet op de duif had gemikt. Toen zijn vader hem boos aankeek probeerde hij de duif de schuld te geven. Dat zijn aardappel van rechts kwam en die domme duif voorrang had moeten geven. Maar Niko’s vader was onverbiddelijk en hij vond het aardappelkanon gevaarlijk speelgoed. Niko vond zijn kanon helemaal niet gevaarlijk. Hij wilde nog een veel groter kanon maken, zodat hij aardappels naar de maan kon schieten. Dan konden de astronauten daar patat bakken met zijn uitvinding. Maar de vader van Niko wilde er niets over horen en hij nam het kanon in beslag.

Toen de jongens oud genoeg waren om naar de middelbare school te gaan, zagen Niko en Wallie er zo verschillend uit dat alleen hun ouders konden zien dat ze broers waren. Niko was een halve kop boven zijn oudere broer uitgegroeid. Hij had een dun, gespierd lijf, een bleke huid en had een blauwe waas onder zijn lichte ogen, waardoor hij er altijd moe uitzag. Wallie was veel ronder dan zijn broertje. Zijn bruine ogen glansden, hij had een grote bos rossige krullen en aan zijn lach hoorde je hem van een grote afstand aankomen.

Niko verveelde zich op school. Hij vond de leraren dom omdat ze vaak geen antwoord hadden op vragen die hij stelde, de proefwerken vond hij veel te gemakkelijk en hij ergerde zich aan klasgenoten die klaagden dat de proefwerken te moeilijk waren. Behalve met Wallie ging hij alleen om met Indira. Zij was net als Niko goed in wiskunde en natuurkunde, en bovendien had ze veel bewondering voor hem omdat hij zelf een telescoop had gemaakt. Niko nodigde haar uit om samen met hem naar de ringen van Saturnus te kijken en genoot van haar aandacht als hij haar vertelde over de sterren en planeten, en hoe moeilijk het was om een goede telescoop te maken.

Wallie was juist heel graag op school. De lessen snapte hij net zo snel als zijn broer en in de tijd die hij over had hielp hij klasgenoten met huiswerk, of deelde rozen uit voor Valentijnsdag, die een liefdesliedje lieten horen door een klein luidsprekertje. Wallie was in een klap populair geworden bij alle leerlingen toen hij de instellingen van de schoolbel had veranderd zodat die om de haverklap afging. Terwijl de leerlingen lachend door de gangen zwermden, stond een groepje leraren met serieuze gezichten rond het bedieningspaneel. Ze probeerden van alles, maar het lukte ze niet om de bel weer goed in te stellen.

De enige leerling die de grap niet kon waarderen was Niko. Hij ergerde zich aan de chaos in de school en vooral aan zijn broer, die in het middelpunt van de belangstelling stond. Na anderhalf uur waren de leraren nog geen steek opgeschoten met de schoolbel en Niko wurmde zich tussen hen door naar het bedieningspaneel. Terwijl de leraren schaapachtig toekeken maakte hij in vijf minuten de streek van zijn broer ongedaan. Dat veel leerlingen Niko die dag boos aankeken maakte geen indruk op hem. Maar tijdens de lessen ging hij naast Indira zitten en hij bleef bij Wallie uit de buurt.

Die avond zat Niko in zijn kamer door de telescoop te turen toen Wallie binnenkwam. ‘Waarom heb je de leraren geholpen met de schoolbel, Niko?’

‘Waarom heb je m’n grap verpest, Niko?’

‘Omdat het een stomme grap was.’ zei Niko zonder op te kijken.

‘Iedereen vond het anders reuze grappig dat de lessen in de soep liepen.’

Niko keek op van zijn telescoop.

‘Daar gaat het niet om, Wallie. Het is zinloze flauwekul en je verprutst mijn tijd. Ga nu maar weg, want ik wil Jupiter bekijken.’

Wallie had geen zin in ruzie en liet Niko achter met zijn telescoop. Maar een ruzie kwam alsnog toen Niko op een dag Indira meebracht naar de werkplaats achter het huis. Hij had hard gewerkt aan een nieuw kanon, dat met bliksemstralen schoot in plaats van aardappels. Met onderdelen uit een oude magnetron en meters lang koperdraad had hij een machine gebouwd die bleke bliksemstralen door de werkplaats liet vliegen. Niko was bezig de machine af te stellen en Indira stond vol bewondering te kijken, toen plotseling een bliksemflits door de lucht kraakte. Indira sloeg een gilletje en dook net op tijd weg, maar haar lange zwarte haren waren veranderd in een suikerspin waar de vonken doorheen knetterden. Op een holletje ging ze de werkplaats uit. Wallie was toevallig in de buurt en hielp Indira met het afvoeren van de elektrische lading uit haar kapsel. Niko werkte nog steeds aan zijn machine en mopperde over een onderdeel dat slecht werkte.

Terwijl Indira haar kapsel weer in orde probeerde te maken liep Wallie boos de werkplaats in. ‘Ben je gek geworden!?’ brieste hij tegen zijn broer. ‘Indira had wel dood kunnen zijn door die bliksem van jou!’

Niko sloeg zijn lichte ogen op naar Wallie. ‘Dat is niet gebeurd, toch? Stel je niet zo aan, man.’ Hij draaide zich weer om naar het bliksemkanon. ‘Geef me die schroevendraaier even aan, wil je?’

Maar Wallie stampte met zijn voeten van kwaadheid. ‘Hou op Niko! Dat kanon is veel te gevaarlijk, snap je dat niet?’

Toen werd Niko kwaad. ‘Ik snap meer dan jij, Wallie! Mijn bliksemkanon is heel wat moeilijker dan die stomme schoolbel van jou.’ riep hij. ‘Ik moet m’n kanon gewoon wat beter afstellen, dan is er niks gevaarlijks aan.’

Niko keek om zich heen en merkte toen pas dat Indira er niet was. ‘Indira!’ riep hij. ‘Je wilde toch helpen? Ik heb je nodig.’

Indira liep haastig de werkplaats in. ‘Sorry Niko, hier ben ik alweer. Wat moet ik doen?’

Wallie keek haar niet begrijpend aan. ‘Waarom zeg je sorry? Niko is degene die sorry moet zeggen.’

‘Oh, maar het was m’n eigen schuld hoor.’ zei Indira luchtig. ‘Ik stond gewoon te dichtbij.’

Wallie schudde heftig met z’n hoofd. ‘Indira, het was Niko’s schuld. Dat bliksemkanon is gevaarlijk.’

‘Ga je me nog helpen, of niet?’ onderbrak Niko hen. ‘Geef die schroevendraaier even aan.’

Indira pakte snel het gereedschap en gaf het aan Niko. ‘Alsjeblieft. Fijn dat ik je mag helpen, Niko.’

Niko grijnsde naar Wallie. ‘Zie je wel, Wallie? Indira is niet bang voor mijn bliksemkanon.’

Indira lachte voorzichtig naar Niko. Wallie kon niets meer bedenken om Niko te overtuigen en gaf zich gewonnen.

Wallie en Niko slaagden met vlag en wimpel voor hun examens van de middelbare school. Allebei gingen ze studeren aan de universiteit. Niko was vastbesloten om een machine uit te vinden die de grootste en krachtigste bliksemflitsen van de wereld kon maken en hij ging naar het Laboratorium voor Hoge Energie bij professor Volta.

Wallie wilde nog meer handige en grappige apparaten uitvinden, en hij koos voor de studie Robotica. Die studie was beroemd om de enorme werkplaats, waar studenten en professoren samen werkten aan de beste robots en apparaten.

Wallie en Niko werkten hard aan hun eigen uitvindingen en allebei waren ze de beste studenten van hun school. Maar ze spraken elkaar nooit meer. 

Wallie miste zijn broer en op een dag besloot hij om Niko op te zoeken. Hij had net de prijs gewonnen voor Grappigste Uitvinding van het Jaar, voor een robotje uitgevonden dat de vuilnis buiten zet terwijl het ondertussen flauwe moppen vertelt. Zelfs de meest chagrijnige mensen werden vrolijk van het apparaat, en Wallie hoopte dat hij zijn serieuze broer ook eens aan het lachen kon krijgen.

Wallie sleepte de trofee mee naar het Laboratorium voor Hoge Energie en belde aan. Tot zijn verrassing deed Indira de deur open. Ze vertelde trots dat ze laboratorium-assistent was geworden en Niko hielp met zijn belangrijke onderzoek. In het lab zat Niko voorovergebogen achter een tekentafel. Hij zag er moe uit. De blauwe waas onder zijn ogen was veranderd in diepe wallen en zijn toch al bleke huid was dof en grijs geworden.

Met zijn prijs in zijn handen stond Wallie te wachten, maar Niko keek niet op. Uiteindelijk liep hij een paar stappen het laboratorium in en kuchte. ‘Hallo Niko, hoe gaat het?’

Zonder op te kijken antwoordde Niko. ‘Ik heb het druk, zoals je ziet.’

Hij wees over zijn schouder naar een enorme opstelling van koperen spoelen met daar bovenop een metalen schotel.

‘De secundaire spoel werkt alleen op halve kracht, en ik kan de fout in het ontwerp niet vinden.’ Het was Wallie niet duidelijk of Niko tegen hem praatte of tegen zichzelf.

Hij keek omhoog naar het kolossale apparaat. ‘Niko, is dat een bliksem-machine, die je vroeger ook maakte?’

Niko siste afkeurend tussen zijn tanden.

‘Die bliksem-machine was speelgoed, vergeleken met deze plasma-generator!’ 

Hij stapte van zijn stoel en liep met grote passen naar een schakelpaneel naast de machine.

‘Kijk wat ik heb gebouwd, Wallie!’ Het klonk als een bevel. ‘Kijk hoeveel energie deze machine kan leveren!’

Niko haalde een grote schakelaar om en de generator kwam tot leven. Een felle vonk spatte heen en weer binnen in de machine. De lucht in het laboratorium werd kurkdroog en Wallie voelde hoe de haren op zijn armen omhoog gingen staan. Voorzichtig zette hij zijn trofee op een tafel, want hij wist wat nu ging komen. Toch sloeg zijn hart een slag over van schrik toen een bleek-blauwe vuurtong door de lucht kraakte. Een zoete, prikkelende geur verspreidde zich door de ruimte en Indira klapte in haar handen van bewondering.

Niko spreidde zijn armen en snoof diep. 

‘Ruik je het, Wallie?’ riep hij. De haren op zijn hoofd stonden rechtop, als de pluizen van een uitgebloeide paardebloem. Hij grijnsde breed. ‘Voel je het? Dit is pure energie, broertje!’

Wallie zei niets en liep naar het paneel. ‘Blijf daarvan af, Wallie!’ riep Niko. Maar Wallie liep door en schakelde de machine uit. Meteen viel het haar van Niko in dunne slierten langs zijn gezicht. Niko keek hem kwaad aan.

Wallie keek in de ogen van zijn broer en zag voor het eerst dat die dezelfde kleur hadden als de kille bliksemflitsen waar hij zo bezeten van was.

‘Dit is levensgevaarlijk, Niko.’ zei Wallie zacht. 

Niko ging vlak voor Wallie staan. ‘Gevaarlijk?’ zei hij dreigend.

‘Bemoei je er niet mee, Wallie. Je snapt er weer niks van.’

Een boze vonk flonkerde in Niko’s ogen en Wallie deed een stap naar achteren.

‘Jij kunt mij niet vertellen wat gevaarlijk is, Wallie.’ ging Niko verder. Hij kwam naar voren en bracht zijn gezicht vlak voor dat van Wallie.

Toen barstte Niko’s kwaadheid los als een donderslag.

‘Jij begrijpt helemaal niet waar ik mee bezig ben!’ gilde hij. ‘Jij bedenkt alleen maar flauwe grappen!’ Met een woest gebaar griste hij Wallie’s trofee van de tafel.

‘Prijs voor de Grappigste Uitvinding van het Jaar.’ las hij schamper voor. ‘Ha! Zinloze troep zul je bedoelen!’

Met Wallie’s trofee in zijn hand wees Niko op zijn eigen machine. ‘Kijk naar mijn generator, Wallie! Mijn bliksems zullen over de wereld vliegen en iedereen energie brengen. Dat is niet gevaarlijk, dat is geweldig! Ik verdien een prijs! Jij niet!’ En met al zijn kracht gooide Niko de trofee voor de Grappigste Uitvinding tegen de muur kapot.

Wallie’s blik ging van Niko naar de brokstukken van zijn prijs op de vloer. Hij wilde gillen en schreeuwen tegen zijn broer, maar zijn keel zat dichtgeschroefd. Hij vroeg zich af waarom hij naar Niko was gekomen. Niko had nog nooit kunnen lachen om één van zijn uitvindingen. En natuurlijk was Niko nog steeds bezig met gevaarlijke apparaten. Hij had het van te voren kunnen weten. Teleurgesteld en boos op zichzelf liep hij het laboratorium uit.

Twee weken later kreeg Wallie een bericht van professor Volta, hoofd van het Laboratorium voor Hoge Energie. Tijdens een experiment met de plasma-generator was een bliksemflits met uitzonderlijk veel energie losgeslagen van de secundaire spoel. Een assistente was zwaar gewond geraakt. De verantwoordelijke student, Niko, moest voor de rechtbank verschijnen.

Tijdens de rechtszaak zat Wallie in zijn eentje op de tribune. Indira moest als slachtoffer vertellen wat er gebeurd was aan de rechters. Ze was helemaal kaal geworden en durfde Niko niet aan te kijken tijdens haar verhaal. Voordat de rechters hun oordeel zouden vellen, stond Wallie op van zijn stoel en vroeg om spreektijd. Hoe boos hij ook was op Niko, hij wilde het opnemen voor zijn broer. Wallie vertelde de rechters dat Niko’s apparaten gevaarlijk waren, maar dat hij nooit iemand opzettelijk zou verwonden. Hij vertelde ook dat Niko de niet alleen een uitvinder was, maar ook een onderzoeker. Dat hij als kind nachten lang door zijn telescoop de sterren bestudeerde. Hij vroeg de rechters om Niko niet naar de gevangenis te sturen, maar naar een plek waar hij naar de sterren kon kijken. 

Niko werd verbannen naar een afgelegen huisje in het Barre Gebergte. Het enige dat hij mee mocht nemen was een telescoop. Daarmee kijkt Niko elke nacht naar de sterren, hoog boven hem in de heldere berglucht.

Wallie heeft zijn diploma gehaald en verdient geld met zijn uitvindingen. Indira komt hem af en toe helpen. Hij woont weer in het kleine huis met de grote werkplaats, aan de rand van het dorp.

Einde